Categorieën
Maandradar

Monthly Digest – Januari

Steve Gunn – The Unseen In Between

Begonnen als gitarist in de begeleidingsband The Violators van Kurt Vile, ging Steve Gunn uiteindelijk solo. In 2015 bracht Gunn met zijn leermeester Vile de EP Parallelogram uit, en was naast een aantal andere samenwerkingen de afgelopen jaren ook erg productief met zijn solo producties.

De reverbsound die onlosmakelijk verbonden is met Kurt Vile (en daarmee The War On Drugs) komt ook naar voren in Vagabond.  Een heerlijk struinend, jaren-zestignummer met peddlesteelgitaar en Meg Baird (Heron Oblivion) als prachtige tweede stem.

Hoogtepunt van het album is Stonehurst Cowboy, geschreven voor zijn vader die overleed aan kanker twee weken na het uitkomen van zijn vorige plaat. Meer dan Gunn en zijn gitaar is het niet, maar het nummer klinkt zo vol, hij laat daar zien dat hij groots is in klein zijn.

Deerhunter – Why Hasn’t Everything Already Disappeared?

Ondanks een aantal meesterwerken, blijft Deerhunter toch de Joop Zoetemelk van de indie. De band blijft al 18 jaar onder de radar van het grote publiek. Why Hasn’t Everything Already Disappeared?  is de achtste plaat van de band – een pareltje – maar nog steeds onder de radar.

De band nam deze plaat op in de Texaanse woestijn, maar het materiaal is opvallend toegankelijk. Opener Death in Midsummer, met zijn clavecimbel, stuwende baslijn en donkere tekst zet de toon: pop met een leftfield-kartelrandje. Favoriet What Happens to People kent een kinderlijk pianodeuntje afgewisseld met een orchestraal bijna over de top refrein. En No One’s Sleeping is een nieuw voorbeeld van waarom Deerhunter zo leuk is om naar te luisteren: een song die zich langzaam opent en welke volledig tot bloei komt met een lang uitgesponnen outro, iets wat ze al zo genial deden op Halycon Digest (Desire Lines) of Microcastle (Nothing Ever Happened).

Met Why Hasn’t Everything Already Disappeared? zal Deerhunter niet doorbreken naar een groter publiek. Ook al klinkt de band poppier dan ooit, Cox en zijn mannen zijn te excentriek om de grote massa te bereiken. Dat is maar goed ook: zo kunnen we van hun pareltjes blijven genieten.

James Blake – Assume Form

In 2011 was James Blake een behoorlijke hype. Een wonderkind, binnengehaald als ‘redder’ van de elektronische muziek. De Feist-cover Limit to your Love werd een radiohitje en het album kreeg veel waardering. Intussen is de hype rook al lang opgetrokken en gaat Blake in aangenaam tempo door met het uitbrengen van nieuwe albums. Disruptief is Assume Form dan ook niet meer, maar het is wel een erg intelligent en fijn album. De geluidskunstenaar transformeert langzaam van vage-geluiden-componist, naar herkenbare songstructuren, waarbij hij laat zien dat hij meer is dan die eendagsvlieg uit 2011, maar een van de beste producers van de afgelopen decennia. Hoogtepunt is het adembenemende Don’t miss it, waarin die rust heeft geresulteerd in een prachtig gecomponeerde beschouwing van ‘het leven’. Het experiment op deze plaat zit in de geslaagde en interessante samenwerkingen met hiphop’ers Andre 3000 (held), Travis Scott & Metro Boomin.

Sharon Van Etten – Remind me Tomorrow

No One’s Easy to Love, behalve Sharon van Etten. Vijf jaar na het succesvolle Are we There heeft Van Etten een plaat uitgebracht, die lijkt te breken met haar kenmerkend stijl. Ze lijkt de incarnatie te zijn van een vrouwelijke Bruce Springsteen. Prachtige arrangementen maken de nummer grootser, niet het bombastische dat Florence and the Machine, soms kan hebben, maar Van Etten is wel uit haar schulp gekropen. Voor mij was het wel echt een groeiplaat, waar in je stap voor stap de gelaagdheid gaat horen en kan genieten van een volwassenere Van Etten.

The Delines – The Imperial

The Delines een band uit Portland samengesteld uit leden van verschillende bands en ontstaan toen zangeres Amy Boone toerde met de band Richmond Fontaine . Ondanks dat Willy Vlautin (Richmond Fontaine) daar de bandleider was, is The Delines rondom de soul van zangeres Amy Boone gebouwd en heeft Vlautin een stap naar achter gedaan om zijn muze te laten schitteren. Boone’s stemgeluid klinkt alsof Dusty Springfield een extra portie soul heeft ingeslikt. Deze (derde) plaat The Imperial liet lang op zich wachten vanwege een ongeluk dat zangeres Boone kreeg . Drie jaar, negen operaties en een revalidatie traject later kon de plaat afgemaakt worden, die eigenlijk in 2016 al zou verschijnen.

The Imperial is een heerlijke combinatie van soul en americana invloeden, het is combinatie van de muziek die regio rondom Portland kenmerkt met de zuidelijke staten. Het is duidelijk waar de band zijn roots heeft liggen, maar ondanks de duidelijke verwijzingen zetten ze een heel authentiek geluid neer en wordt de retro-soul geen trucje.

Where are you, Sonny, is een duidelijke verwijzing naar het nummer van Sonny Rollins “Where are you”. Een hangende laid-back-drum, gedecideerde gitaar en een subtiel orgeltje geven Boone alle ruimte om haar verhaal over verloren liefde te vertellen, waarbij de koperblazers de de enige muzikale hint naar Rollins is.

Een ijzersterk nummer is That Old Haunted Place waar Boone in een knap samenspel met de strijkers en orgel het nummer langzaam naar een intense hoogte stuwt, om weer terug te keren in sereniteit. Het hele album kenmerkt zich door die subtiliteit, waardoor er een bepaalde rust in album ligt, het is nergens gehaast en je voelt dat het met aandacht is gemaakt, een hele fijne plaat om 2019 mee te beginnen.

J. Mascis – Elastic Days

J Mascis heeft niets meer te bewijzen. De frontman van Dinsoaur Jr. is een monument in de Amerikaanse rock. Zijn kenmerkende zeurderige zang herken je uit duizenden, maar nog herkenbaarder is het geluid dat hij uit zijn gitaar haalt. Krakende met distortion overladen gitaarsolo’s die het geluid van Dinsosaur Jr. grotendeels bepaalden en waarmee een hele generatie indierockers in de jaren tachtig mee opgroeide (niet voor niets bracht gitaarfabrikant Fender een J Mascis-versie van de Jazzmaster uit).

Met zijn laatste solo-album Elastic Days volgt J. Mascis een engiszins beproefd recept. Solo heeft Mascis meer oog voor wat softere kanten wat resulteert in melodieuze pop-rocksongs en meer dynamiek. Wel is de werkwijze in elk van de 12 tracks vrijwel exact hetzelfde: akoestische gitaar en Mascis‘ vocalen (die opvallend goed klinken) trappen het nummer af, drums (Mascis zelf!) vallen in maar staan in dienst van het nummer en dan de Mascis trademark rond de twee minuten: de Jazzmaster waaruit een splijtende solo wordt getrokken. Op papier klinkt het wat verwarrend, zelfs wat suf: akoestische gitaarliedjes waarin opeens uit het niets gitaargeweld in wordt gegooid. Maar Mascis maakt deze combinatie geloofwaardig. Dat deed hij al in eerder solo-werk, maar met Elastic Days legt hij zijn eigen lat nog hoger. Schoonheid en eenvoud kenmerken liedjes als See you at the movies of I went Dust. De basis is geen grove muur zoals bij Dinosaur Jr, maar Mascis’ rustig tokkelende akoestische gitaar. Dat hij daarna telkens zijn kernmerkende solo tevoorschijn haalt versterkt het geheel juist. Zijn solo’s zijn niet zozeer een machotrip maar meer een emotionele uitlaatklep.

Na ruim dertig jaar in het vak is J. Mascis‘ geluid verankerd én heeft het nog steeds bestaansrecht. Als Elastic Days iets bewijst, is het wel dat Mascis als ouwe rot zich makkelijk kan meten met nieuwere generaties. Dit is geen album van een bejaarde rocker die nog probeert te teren op zijn oude glorie. Dit is misschien wel zijn beste solo-album tot nu toe gemaakt door een muzikant pur sang die nog steeds regeert in de indie-rock wereld.

Pom Pom – Untitled II

Anoniem (proberen) blijven in de electronica-wereld is het afgelopen decennium van obscuur-cool naar plat-afgezaagd geevolueerd. Een onontkoombare trend met alles wat populair wordt tot het punt dat het wordt uitgekotst en weer opnieuw kan beginnen. Van deze hele wirwar lijkt Pom Pom zich weinig aan te trekken. Al bijna twintig jaar lang opereert het totaal anoniem (wat geruchten over roots uit een hippe Berlijnse platenwinkel daargelaten).

De laatste Pom Pom-uitgave is getiteld Untitled II dus het moet als vervolg worden gezien op Untitled I van vorig jaar. Waar die plaat wat heftigere techno kent (Untitled 3 met een geweldig maffe en zompige kickdrum was toch wel een van de betere electronica-nummers van 2018), vliegt II allerlei kanten op. 6, 7 en 13 zijn sferische ambient-composities die zich langzaam nestelen. 8 heeft een 80’s televisietune-gevoel met tingelend motief en galmende snare-tikken, terwijl ook 9,11 en 12 een retro-geluid meekrijgen. Untitled II laat opnieuw horen hoe veelzijdig Pom Pom is. Een mooie toevoeging aan de even geniale als veelzijdige discografie.

Steve Mason – About the Light

Mason werd in een ander leven bekend als zanger en meesterbrein van de Beta Band, de Britse band waarvan iedereen zei dat ze gigantisch groot zouden gaan worden, maar door allerlei gebeurtenissen de stekker uit werd getrokken. Mason kampte met psychische problemen, trok zich terug in de bossen van Schotland en plaatste een bericht waarin hij zou suggereren dat hij er een einde aan wilde maken. Uiteindelijk is dat niet gebeurd, heeft hij zich herpakt en bracht hij onder zijn eigen naam verschillende albums uit.

Dat het beter gaat met Mason laat zich horen op About the Light. Samen met producer Stephen Street (Blur, Cranberries, The Smiths) gaat hij op zoek naar de ultieme popliedjes. Positieve, groots opgezette en georkestreerde nummers met memorabele momenten.